dialoog
  • di·a·loog
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tweespraak’ voor het eerst aangetroffen in 1380 [1]
  • met het voorvoegsel dia- met het achtervoegsel -loog
enkelvoud meervoud
naamwoord dialoog dialogen
verkleinwoord dialoogje dialoogjes

de dialoogm

  1. (communicatie) gesprek tussen twee of meer personen
    • Sommige films bewijzen dat je heel veel kan tonen zonder dialoog. 
    • Radicaler nog was de keus om The Red Turtle tekstloos te maken, op advies van Ghibli. „Dialoog bleek een enorme worsteling. Ik dacht: met de juiste tekst, stemacteurs en muziek smelt alles vanzelf wel samen. Maar ik bleef twijfelen. Eerst schreven we extreem veel dialoog, daarna steeds minder, tot er een paar zinnen over waren. Toen zei Ghibli: haal alle tekst maar weg, het is wel duidelijk zo.”[2] 
     Denise wist intuïtief dat het zinloos was om een dialoog aan te gaan.[3]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]


enkelvoud meervoud
naamwoord dialoog dialoë

dialoog

  1. dialoog