tweegesprek
- Geluid: tweegesprek (hulp, bestand)
- twee·ge·sprek
- samenstelling van twee ht en gesprek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tweegesprek | tweegesprekken |
verkleinwoord | tweegesprekje | tweegesprekjes |
het tweegesprek o
- mondelinge gedachtewisseling tussen twee personen
- Er ontspon zich een amusant tweegesprek.
1. zie: dialoog
- Het woord tweegesprek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.