derven/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van derven | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | derven | te derven | ||||||||
toekomend | zullen derven | te zullen derven | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gederfd | te hebben gederfd | ||||||||
toekomend | gederfd zullen hebben | gederfd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
dervend | gederfd | ev. derf |
mv. verouderd derft |
derve | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | derf | derft | derft | derft | derft | derven | derven | derven | |||
verleden (o.v.t.) | derfde (dierf) | derfde (dierf) | derfde (dierf) | derfde(t) (dierft) | derfde (dierf) | derfden | derfden | derfden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal derven | zult/zal derven | zult/zal derven | zult derven | zal derven | zullen derven | zullen derven | zullen derven | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou derven | zou derven | zou(dt) derven | zoudt derven | zou derven | zouden derven | zouden derven | zouden derven | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gederfd | hebt gederfd | hebt/heeft gederfd | hebt gederfd | heeft gederfd | hebben gederfd | hebben gederfd | hebben gederfd | |||
verleden (v.v.t.) | had gederfd | had gederfd | had gederfd | hadt gederfd | had gederfd | hadden gederfd | hadden gederfd | hadden gederfd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gederfd hebben | zal/zult gederfd hebben | zult/zal gederfd hebben | zult gederfd hebben | zal gederfd hebben | zullen gederfd hebben | zullen gederfd hebben | zullen gederfd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gederfd hebben | zou gederfd hebben | zou/zoudt gederfd hebben | zoudt gederfd hebben | zou gederfd hebben | zouden gederfd hebben | zouden gederfd hebben | zouden gederfd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gederfd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gederfd | er is gederfd | |||||||||
verleden | er werd gederfd | er was gederfd | |||||||||
toekomend | er zal gederfd worden | er zal gederfd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gederfd worden | er zou gederfd zijn | |||||||||
lijdende vorm gederfd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gederfd worden | gederfd te worden | ||||||||
toekomend | gederfd zullen worden | gederfd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gederfd zijn | gederfd te zijn | ||||||||
toekomend | gederfd zullen zijn | gederfd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gederfd | wordt gederfd | wordt gederfd | wordt gederfd | wordt gederfd | worden gederfd | worden gederfd | worden gederfd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gederfd | werd gederfd | werd gederfd | werdt gederfd | werd gederfd | werden gederfd | werden gederfd | werden gederfd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gederfd worden | zult gederfd worden | zult gederfd worden | zult gederfd worden | zal gederfd worden | zullen gederfd worden | zullen gederfd worden | zullen gederfd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gederfd worden | zou gederfd worden | zou/zoudt gederfd worden | zoudt gederfd worden | zou gederfd worden | zouden gederfd worden | zouden gederfd worden | zouden gederfd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gederfd | bent gederfd | bent/is gederfd | zijt gederfd | is gederfd | zijn gederfd | zijn gederfd | zijn gederfd | |||
verleden (v.v.t.) | was gederfd | was gederfd | was gederfd | waart gederfd | was gederfd | waren gederfd | waren gederfd | waren gederfd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gederfd zijn | zult gederfd zijn | zult gederfd zijn | zult gederfd zijn | zal gederfd zijn | zullen gederfd zijn | zullen gederfd zijn | zullen gederfd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gederfd zijn | zou gederfd zijn | zou/zoudt gederfd zijn | zoudt gederfd zijn | zou gederfd zijn | zouden gederfd zijn | zouden gederfd zijn | zouden gederfd zijn |