denazificeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van denazificeren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | denazificeren | te denazificeren | ||||||
toekomend | zullen denazificeren | te zullen denazificeren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedenazificeerd | te hebben gedenazificeerd | ||||||
toekomend | gedenazificeerd zullen hebben | gedenazificeerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
denazificerend | gedenazificeerd | ev. denazificeer |
mv. verouderd denazificeert |
denazificere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | denazificeer | denazificeert | denazificeert | denazificeert | denazificeert | denazificeren | denazificeren | denazificeren | |
verleden (o.v.t.) | denazificeerde | denazificeerde | denazificeerde | denazificeerde | denazificeerde | denazificeerden | denazificeerden | denazificeerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal denazificeren | zult/zal denazificeren | zult/zal denazificeren | zult denazificeren | zal denazificeren | zullen denazificeren | zullen denazificeren | zullen denazificeren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou denazificeren | zou denazificeren | zou(dt) denazificeren | zoudt denazificeren | zou denazificeren | zouden denazificeren | zouden denazificeren | zouden denazificeren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedenazificeerd | hebt gedenazificeerd | hebt/heeft gedenazificeerd | hebt gedenazificeerd | heeft gedenazificeerd | hebben gedenazificeerd | hebben gedenazificeerd | hebben gedenazificeerd | |
verleden (v.v.t.) | had gedenazificeerd | had gedenazificeerd | had gedenazificeerd | hadt gedenazificeerd | had gedenazificeerd | hadden gedenazificeerd | hadden gedenazificeerd | hadden gedenazificeerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedenazificeerd hebben | zal/zult gedenazificeerd hebben | zult/zal gedenazificeerd hebben | zult gedenazificeerd hebben | zal gedenazificeerd hebben | zullen gedenazificeerd hebben | zullen gedenazificeerd hebben | zullen gedenazificeerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedenazificeerd hebben | zou gedenazificeerd hebben | zou/zoudt gedenazificeerd hebben | zoudt gedenazificeerd hebben | zou gedenazificeerd hebben | zouden gedenazificeerd hebben | zouden gedenazificeerd hebben | zouden gedenazificeerd hebben |