denazificeerden
- de·na·zi·fi·ceer·den
vervoeging van |
---|
denazificeren |
denazificeerden
- meervoud verleden tijd van denazificeren
- Wij denazificeerden.
- Jullie denazificeerden.
- Zij denazificeerden.
- Wij denazificeerden.
vervoeging van |
---|
denazificeren |
denazificeerden