dempen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van dempen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | dempen | te dempen | ||||||||
toekomend | zullen dempen | te zullen dempen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedempt | te hebben gedempt | ||||||||
toekomend | gedempt zullen hebben | gedempt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
dempend | gedempt | ev. demp |
mv. verouderd dempt |
dempe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | demp | dempt | dempt | dempt | dempt | dempen | dempen | dempen | |||
verleden (o.v.t.) | dempte | dempte | dempte | dempte | dempte | dempten | dempten | dempten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal dempen | zult/zal dempen | zult/zal dempen | zult dempen | zal dempen | zullen dempen | zullen dempen | zullen dempen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dempen | zou dempen | zou(dt) dempen | zoudt dempen | zou dempen | zouden dempen | zouden dempen | zouden dempen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedempt | hebt gedempt | hebt/heeft gedempt | hebt gedempt | heeft gedempt | hebben gedempt | hebben gedempt | hebben gedempt | |||
verleden (v.v.t.) | had gedempt | had gedempt | had gedempt | hadt gedempt | had gedempt | hadden gedempt | hadden gedempt | hadden gedempt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedempt hebben | zal/zult gedempt hebben | zult/zal gedempt hebben | zult gedempt hebben | zal gedempt hebben | zullen gedempt hebben | zullen gedempt hebben | zullen gedempt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedempt hebben | zou gedempt hebben | zou/zoudt gedempt hebben | zoudt gedempt hebben | zou gedempt hebben | zouden gedempt hebben | zouden gedempt hebben | zouden gedempt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedempt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedempt | er is gedempt | |||||||||
verleden | er werd gedempt | er was gedempt | |||||||||
toekomend | er zal gedempt worden | er zal gedempt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedempt worden | er zou gedempt zijn | |||||||||
lijdende vorm gedempt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedempt worden | gedempt te worden | ||||||||
toekomend | gedempt zullen worden | gedempt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedempt zijn | gedempt te zijn | ||||||||
toekomend | gedempt zullen zijn | gedempt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedempt | wordt gedempt | wordt gedempt | wordt gedempt | wordt gedempt | worden gedempt | worden gedempt | worden gedempt | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedempt | werd gedempt | werd gedempt | werdt gedempt | werd gedempt | werden gedempt | werden gedempt | werden gedempt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedempt worden | zult gedempt worden | zult gedempt worden | zult gedempt worden | zal gedempt worden | zullen gedempt worden | zullen gedempt worden | zullen gedempt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedempt worden | zou gedempt worden | zou/zoudt gedempt worden | zoudt gedempt worden | zou gedempt worden | zouden gedempt worden | zouden gedempt worden | zouden gedempt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedempt | bent gedempt | bent/is gedempt | zijt gedempt | is gedempt | zijn gedempt | zijn gedempt | zijn gedempt | |||
verleden (v.v.t.) | was gedempt | was gedempt | was gedempt | waart gedempt | was gedempt | waren gedempt | waren gedempt | waren gedempt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedempt zijn | zult gedempt zijn | zult gedempt zijn | zult gedempt zijn | zal gedempt zijn | zullen gedempt zijn | zullen gedempt zijn | zullen gedempt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedempt zijn | zou gedempt zijn | zou/zoudt gedempt zijn | zoudt gedempt zijn | zou gedempt zijn | zouden gedempt zijn | zouden gedempt zijn | zouden gedempt zijn |