declasseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van declasseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | declasseren | te declasseren | ||||||||
toekomend | zullen declasseren | te zullen declasseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedeclasseerd | te hebben gedeclasseerd | ||||||||
toekomend | gedeclasseerd zullen hebben | gedeclasseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
declasserend | gedeclasseerd | ev. declasseer |
mv. verouderd declasseert |
declassere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | declasseer | declasseert | declasseert | declasseert | declasseert | declasseren | declasseren | declasseren | |||
verleden (o.v.t.) | declasseerde | declasseerde | declasseerde | declasseerde | declasseerde | declasseerden | declasseerden | declasseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal declasseren | zult/zal declasseren | zult/zal declasseren | zult declasseren | zal declasseren | zullen declasseren | zullen declasseren | zullen declasseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou declasseren | zou declasseren | zou(dt) declasseren | zoudt declasseren | zou declasseren | zouden declasseren | zouden declasseren | zouden declasseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedeclasseerd | hebt gedeclasseerd | hebt/heeft gedeclasseerd | hebt gedeclasseerd | heeft gedeclasseerd | hebben gedeclasseerd | hebben gedeclasseerd | hebben gedeclasseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedeclasseerd | had gedeclasseerd | had gedeclasseerd | hadt gedeclasseerd | had gedeclasseerd | hadden gedeclasseerd | hadden gedeclasseerd | hadden gedeclasseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedeclasseerd hebben | zal/zult gedeclasseerd hebben | zult/zal gedeclasseerd hebben | zult gedeclasseerd hebben | zal gedeclasseerd hebben | zullen gedeclasseerd hebben | zullen gedeclasseerd hebben | zullen gedeclasseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedeclasseerd hebben | zou gedeclasseerd hebben | zou/zoudt gedeclasseerd hebben | zoudt gedeclasseerd hebben | zou gedeclasseerd hebben | zouden gedeclasseerd hebben | zouden gedeclasseerd hebben | zouden gedeclasseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedeclasseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedeclasseerd | er is gedeclasseerd | |||||||||
verleden | er werd gedeclasseerd | er was gedeclasseerd | |||||||||
toekomend | er zal gedeclasseerd worden | er zal gedeclasseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedeclasseerd worden | er zou gedeclasseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedeclasseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedeclasseerd worden | gedeclasseerd te worden | ||||||||
toekomend | gedeclasseerd zullen worden | gedeclasseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedeclasseerd zijn | gedeclasseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedeclasseerd zullen zijn | gedeclasseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedeclasseerd | wordt gedeclasseerd | wordt gedeclasseerd | wordt gedeclasseerd | wordt gedeclasseerd | worden gedeclasseerd | worden gedeclasseerd | worden gedeclasseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedeclasseerd | werd gedeclasseerd | werd gedeclasseerd | werdt gedeclasseerd | werd gedeclasseerd | werden gedeclasseerd | werden gedeclasseerd | werden gedeclasseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedeclasseerd worden | zult gedeclasseerd worden | zult gedeclasseerd worden | zult gedeclasseerd worden | zal gedeclasseerd worden | zullen gedeclasseerd worden | zullen gedeclasseerd worden | zullen gedeclasseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedeclasseerd worden | zou gedeclasseerd worden | zou/zoudt gedeclasseerd worden | zoudt gedeclasseerd worden | zou gedeclasseerd worden | zouden gedeclasseerd worden | zouden gedeclasseerd worden | zouden gedeclasseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedeclasseerd | bent gedeclasseerd | bent/is gedeclasseerd | zijt gedeclasseerd | is gedeclasseerd | zijn gedeclasseerd | zijn gedeclasseerd | zijn gedeclasseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedeclasseerd | was gedeclasseerd | was gedeclasseerd | waart gedeclasseerd | was gedeclasseerd | waren gedeclasseerd | waren gedeclasseerd | waren gedeclasseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedeclasseerd zijn | zult gedeclasseerd zijn | zult gedeclasseerd zijn | zult gedeclasseerd zijn | zal gedeclasseerd zijn | zullen gedeclasseerd zijn | zullen gedeclasseerd zijn | zullen gedeclasseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedeclasseerd zijn | zou gedeclasseerd zijn | zou/zoudt gedeclasseerd zijn | zoudt gedeclasseerd zijn | zou gedeclasseerd zijn | zouden gedeclasseerd zijn | zouden gedeclasseerd zijn | zouden gedeclasseerd zijn |