deballoteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van deballoteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | deballoteren | te deballoteren | ||||||||
toekomend | zullen deballoteren | te zullen deballoteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedeballoteerd | te hebben gedeballoteerd | ||||||||
toekomend | gedeballoteerd zullen hebben | gedeballoteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
deballoterend | gedeballoteerd | ev. deballoteer |
mv. verouderd deballoteert |
deballotere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | deballoteer | deballoteert | deballoteert | deballoteert | deballoteert | deballoteren | deballoteren | deballoteren | |||
verleden (o.v.t.) | deballoteerde | deballoteerde | deballoteerde | deballoteerde | deballoteerde | deballoteerden | deballoteerden | deballoteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal deballoteren | zult/zal deballoteren | zult/zal deballoteren | zult deballoteren | zal deballoteren | zullen deballoteren | zullen deballoteren | zullen deballoteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou deballoteren | zou deballoteren | zou(dt) deballoteren | zoudt deballoteren | zou deballoteren | zouden deballoteren | zouden deballoteren | zouden deballoteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedeballoteerd | hebt gedeballoteerd | hebt/heeft gedeballoteerd | hebt gedeballoteerd | heeft gedeballoteerd | hebben gedeballoteerd | hebben gedeballoteerd | hebben gedeballoteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedeballoteerd | had gedeballoteerd | had gedeballoteerd | hadt gedeballoteerd | had gedeballoteerd | hadden gedeballoteerd | hadden gedeballoteerd | hadden gedeballoteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedeballoteerd hebben | zal/zult gedeballoteerd hebben | zult/zal gedeballoteerd hebben | zult gedeballoteerd hebben | zal gedeballoteerd hebben | zullen gedeballoteerd hebben | zullen gedeballoteerd hebben | zullen gedeballoteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedeballoteerd hebben | zou gedeballoteerd hebben | zou/zoudt gedeballoteerd hebben | zoudt gedeballoteerd hebben | zou gedeballoteerd hebben | zouden gedeballoteerd hebben | zouden gedeballoteerd hebben | zouden gedeballoteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedeballoteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedeballoteerd | er is gedeballoteerd | |||||||||
verleden | er werd gedeballoteerd | er was gedeballoteerd | |||||||||
toekomend | er zal gedeballoteerd worden | er zal gedeballoteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedeballoteerd worden | er zou gedeballoteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedeballoteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedeballoteerd worden | gedeballoteerd te worden | ||||||||
toekomend | gedeballoteerd zullen worden | gedeballoteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedeballoteerd zijn | gedeballoteerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedeballoteerd zullen zijn | gedeballoteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedeballoteerd | wordt gedeballoteerd | wordt gedeballoteerd | wordt gedeballoteerd | wordt gedeballoteerd | worden gedeballoteerd | worden gedeballoteerd | worden gedeballoteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedeballoteerd | werd gedeballoteerd | werd gedeballoteerd | werdt gedeballoteerd | werd gedeballoteerd | werden gedeballoteerd | werden gedeballoteerd | werden gedeballoteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedeballoteerd worden | zult gedeballoteerd worden | zult gedeballoteerd worden | zult gedeballoteerd worden | zal gedeballoteerd worden | zullen gedeballoteerd worden | zullen gedeballoteerd worden | zullen gedeballoteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedeballoteerd worden | zou gedeballoteerd worden | zou/zoudt gedeballoteerd worden | zoudt gedeballoteerd worden | zou gedeballoteerd worden | zouden gedeballoteerd worden | zouden gedeballoteerd worden | zouden gedeballoteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedeballoteerd | bent gedeballoteerd | bent/is gedeballoteerd | zijt gedeballoteerd | is gedeballoteerd | zijn gedeballoteerd | zijn gedeballoteerd | zijn gedeballoteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedeballoteerd | was gedeballoteerd | was gedeballoteerd | waart gedeballoteerd | was gedeballoteerd | waren gedeballoteerd | waren gedeballoteerd | waren gedeballoteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedeballoteerd zijn | zult gedeballoteerd zijn | zult gedeballoteerd zijn | zult gedeballoteerd zijn | zal gedeballoteerd zijn | zullen gedeballoteerd zijn | zullen gedeballoteerd zijn | zullen gedeballoteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedeballoteerd zijn | zou gedeballoteerd zijn | zou/zoudt gedeballoteerd zijn | zoudt gedeballoteerd zijn | zou gedeballoteerd zijn | zouden gedeballoteerd zijn | zouden gedeballoteerd zijn | zouden gedeballoteerd zijn |