vervoeging van de bedrijvende vorm van cruisen
|
onbepaalde wijs
|
kort
|
lang
|
onvoltooid
|
tegenwoordig
|
cruisen
|
te cruisen
|
toekomend
|
zullen cruisen
|
te zullen cruisen
|
voltooid
|
tegenwoordig
|
hebben gecruised/ gecruiset
|
te hebben gecruised/ gecruiset
|
toekomend
|
gecruised/ gecruiset zullen hebben
|
gecruised/ gecruiset te zullen hebben
|
|
onvoltooid deelwoord |
voltooid deelwoord |
gebiedende wijs |
aanvoegende wijs
|
|
cruisend |
gecruised/ gecruiset |
ev. cruise |
mv. verouderd cruiset |
cruise
|
aantonende wijs |
enkelvoud |
meervoud
|
onvoltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij, ge |
hij, zij, het |
wij, we |
jullie |
zij, ze
|
tegenwoordig (o.t.t.) |
cruise |
cruiset |
cruiset |
cruiset |
cruiset |
cruisen |
cruisen |
cruisen
|
verleden (o.v.t.) |
cruisede/ cruisete |
cruisede/ cruisete |
cruisede/ cruisete |
cruisede/ cruisete |
cruisede/ cruisete |
cruiseden/ cruiseten |
cruiseden/ cruiseten |
cruiseden/ cruiseten
|
toekomend (o.t.t.t.) |
zal cruisen |
zult/zal cruisen |
zult/zal cruisen |
zult cruisen |
zal cruisen |
zullen cruisen |
zullen cruisen |
zullen cruisen
|
voorwaardelijk (o.v.t.t.) |
zou cruisen |
zou cruisen |
zou(dt) cruisen |
zoudt cruisen |
zou cruisen |
zouden cruisen |
zouden cruisen |
zouden cruisen
|
voltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (v.t.t.) |
heb gecruised/ gecruiset |
hebt gecruised/ gecruiset |
hebt/heeft gecruised/ gecruiset |
hebt gecruised/ gecruiset |
heeft gecruised/ gecruiset |
hebben gecruised/ gecruiset |
hebben gecruised/ gecruiset |
hebben gecruised/ gecruiset
|
verleden (v.v.t.) |
had gecruised/ gecruiset |
had gecruised/ gecruiset |
had gecruised/ gecruiset |
hadt gecruised/ gecruiset |
had gecruised/ gecruiset |
hadden gecruised/ gecruiset |
hadden gecruised/ gecruiset |
hadden gecruised/ gecruiset
|
toekomend (v.t.t.t.) |
zal gecruised/ gecruiset hebben |
zal/zult gecruised/ gecruiset hebben |
zult/zal gecruised/ gecruiset hebben |
zult gecruised/ gecruiset hebben |
zal gecruised/ gecruiset hebben |
zullen gecruised/ gecruiset hebben |
zullen gecruised/ gecruiset hebben |
zullen gecruised/ gecruiset hebben
|
voorwaardelijk (v.v.t.t.) |
zou gecruised/ gecruiset hebben |
zou gecruised/ gecruiset hebben |
zou/zoudt gecruised/ gecruiset hebben |
zoudt gecruised/ gecruiset hebben |
zou gecruised/ gecruiset hebben |
zouden gecruised/ gecruiset hebben |
zouden gecruised/ gecruiset hebben |
zouden gecruised/ gecruiset hebben
|
onpersoonlijke lijdende vorm gecruised/ gecruiset worden
|
|
onvoltooid |
voltooid
|
tegenwoordig |
er wordt gecruised/ gecruiset |
er is gecruised/ gecruiset
|
verleden |
er werd gecruised/ gecruiset |
er was gecruised/ gecruiset
|
toekomend |
er zal gecruised/ gecruiset worden |
er zal gecruised/ gecruiset zijn
|
voorwaardelijk |
er zou gecruised/ gecruiset worden |
er zou gecruised/ gecruiset zijn
|