contant
- con·tant
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘in gereed geld’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1569 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | contant | contanter | contantst |
verbogen | contante | contantere | contantste |
partitief | contants | contanters | - |
contant
- (financieel), (economie) in gereed geld, cash
- Contante betaling is een vereiste.
- in contanten betalen: in munten en biljetten betalen
- op rekening betalen
1.
contant
- met gereed geld
- Hij betaalde het niet contant maar met een credietkaart.
1.
- Het woord contant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "contant" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "contant" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be