consigneren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van consigneren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | consigneren | te consigneren | ||||||||
toekomend | zullen consigneren | te zullen consigneren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geconsigneerd | te hebben geconsigneerd | ||||||||
toekomend | geconsigneerd zullen hebben | geconsigneerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
consignerend | geconsigneerd | ev. consigneer |
mv. verouderd consigneert |
consignere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | consigneer | consigneert | consigneert | consigneert | consigneert | consigneren | consigneren | consigneren | |||
verleden (o.v.t.) | consigneerde | consigneerde | consigneerde | consigneerde | consigneerde | consigneerden | consigneerden | consigneerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal consigneren | zult/zal consigneren | zult/zal consigneren | zult consigneren | zal consigneren | zullen consigneren | zullen consigneren | zullen consigneren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou consigneren | zou consigneren | zou(dt) consigneren | zoudt consigneren | zou consigneren | zouden consigneren | zouden consigneren | zouden consigneren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geconsigneerd | hebt geconsigneerd | hebt/heeft geconsigneerd | hebt geconsigneerd | heeft geconsigneerd | hebben geconsigneerd | hebben geconsigneerd | hebben geconsigneerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geconsigneerd | had geconsigneerd | had geconsigneerd | hadt geconsigneerd | had geconsigneerd | hadden geconsigneerd | hadden geconsigneerd | hadden geconsigneerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geconsigneerd hebben | zal/zult geconsigneerd hebben | zult/zal geconsigneerd hebben | zult geconsigneerd hebben | zal geconsigneerd hebben | zullen geconsigneerd hebben | zullen geconsigneerd hebben | zullen geconsigneerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geconsigneerd hebben | zou geconsigneerd hebben | zou/zoudt geconsigneerd hebben | zoudt geconsigneerd hebben | zou geconsigneerd hebben | zouden geconsigneerd hebben | zouden geconsigneerd hebben | zouden geconsigneerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geconsigneerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geconsigneerd | er is geconsigneerd | |||||||||
verleden | er werd geconsigneerd | er was geconsigneerd | |||||||||
toekomend | er zal geconsigneerd worden | er zal geconsigneerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geconsigneerd worden | er zou geconsigneerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geconsigneerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geconsigneerd worden | geconsigneerd te worden | ||||||||
toekomend | geconsigneerd zullen worden | geconsigneerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geconsigneerd zijn | geconsigneerd te zijn | ||||||||
toekomend | geconsigneerd zullen zijn | geconsigneerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geconsigneerd | wordt geconsigneerd | wordt geconsigneerd | wordt geconsigneerd | wordt geconsigneerd | worden geconsigneerd | worden geconsigneerd | worden geconsigneerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geconsigneerd | werd geconsigneerd | werd geconsigneerd | werdt geconsigneerd | werd geconsigneerd | werden geconsigneerd | werden geconsigneerd | werden geconsigneerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geconsigneerd worden | zult geconsigneerd worden | zult geconsigneerd worden | zult geconsigneerd worden | zal geconsigneerd worden | zullen geconsigneerd worden | zullen geconsigneerd worden | zullen geconsigneerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geconsigneerd worden | zou geconsigneerd worden | zou/zoudt geconsigneerd worden | zoudt geconsigneerd worden | zou geconsigneerd worden | zouden geconsigneerd worden | zouden geconsigneerd worden | zouden geconsigneerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geconsigneerd | bent geconsigneerd | bent/is geconsigneerd | zijt geconsigneerd | is geconsigneerd | zijn geconsigneerd | zijn geconsigneerd | zijn geconsigneerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geconsigneerd | was geconsigneerd | was geconsigneerd | waart geconsigneerd | was geconsigneerd | waren geconsigneerd | waren geconsigneerd | waren geconsigneerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geconsigneerd zijn | zult geconsigneerd zijn | zult geconsigneerd zijn | zult geconsigneerd zijn | zal geconsigneerd zijn | zullen geconsigneerd zijn | zullen geconsigneerd zijn | zullen geconsigneerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geconsigneerd zijn | zou geconsigneerd zijn | zou/zoudt geconsigneerd zijn | zoudt geconsigneerd zijn | zou geconsigneerd zijn | zouden geconsigneerd zijn | zouden geconsigneerd zijn | zouden geconsigneerd zijn |