conserveren
Niet te verwarren met: converseren |
- Geluid: conserveren (hulp, bestand)
- con·ser·ve·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bewaren’ voor het eerst aangetroffen in 1526 [1]
- afgeleid van het Franse conserver of daarvoor van het Latijnse 'conservare' (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
conserveren |
conserveerde |
geconserveerd |
zwak -d | volledig |
conserveren
- overgankelijk verduurzamen, tegen bederf beschermen
- Je kunt deze vruchten ook conserveren.
- overgankelijk in stand houden van iets
- Dit oude monument is goed geconserveerd.
1.
- Het woord conserveren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "conserveren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "conserveren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ conserveren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be