conservatorium
- con·ser·va·to·ri·um
- In de betekenis van ‘muziekacademie’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- Naamwoord van handeling van conserveren (met het voorvoegsel con-) met het achtervoegsel -orium [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | conservatorium | conservatoriums, conservatoria |
verkleinwoord | conservatoriumpje | conservatoriumpjes |
het conservatorium o
- (onderwijs), (muziek) een school in het hoger onderwijs waar men zich kan laten opleiden tot professioneel musicus, acteur/actrice of danser(es)
- Hoewel hij een goede leerling was bij de muziekschool in zijn stad, kreeg hij toch geen plaats op het conservatorium.
- ▸ Van jongs af aan heeft Frens, zo vertelt hij, altijd graag gezongen en de afgelopen twee jaar groeide dat uit tot het verlangen om naar het conservatorium te gaan en beroepszanger te worden.[3]
1. een school in het hoger onderwijs waar men zich kan laten opleiden tot professioneel musicus, acteur/actrice of danser(es)
- Het woord conservatorium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "conservatorium" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "conservatorium" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ conservatorium op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Frens te Kiefte zingt met band in ZINiN” (21-03-2011), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be