conserven
- con·ser·ven
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ingelegde vruchten, verduurzaamde levensmiddelen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1407 [1]
- [2] van Frans conserves [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | [1] conserf | conserven |
verkleinwoord | - | - |
de conserven mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord conserf
- alleen meervoud (voeding) ingeblikt voedsel ter bewaring tegen bederf
- Het bedrijf verwerkt groente, fruit en champignons tot conserven voor de consumentenmarkt.
2. ingeblikt voedsel ter bewaring tegen bederf
- Het woord conserven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "conserven" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "conserven" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ conserven op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging van |
---|
conservar |
conserven