vervoeging
onbepaalde wijs to  conserve 
he/she/it  conserves 
verleden tijd  conserved 
voltooid
deelwoord
 conserved 
onvoltooid
deelwoord
 conserving 
gebiedende wijs  conserve 

conserve

  1. overgankelijk bewaren, conserveren
  2. overgankelijk (van voedingsmiddelen) inmaken [1]
enkelvoud meervoud
conserve conserves

conserve

  1. (biologie) reservaat
  2. (voeding) fruitjam
  3. (verouderd), (wonen) serre


vervoeging van
conserver

conserve

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van conserver
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van conserver
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van conserver


vervoeging van
conservar

conserve

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van conservar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van conservar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van conservar