vervoeging van
conserver

conserva

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd (passé simple) van conserver


  • con·ser·va
enkelvoud meervoud
conserva conservas

conserva v

  1. (voeding) inmaak, conserven
  2. het conserveren
vervoeging van
conservar

conserva

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van conservar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van conservar