conservenindustrie

  • con·ser·ven·in·dus·trie
enkelvoud meervoud
naamwoord conservenindustrie conservenindustrieën
verkleinwoord

de conservenindustriev

  1. alle fabrieken die voedingsmiddelen conserveren
     Het drugsafval dat nog in andere gierputten zit, is vermengd met afvalstoffen uit de fruit- en conservenindustrie. Dat blijft voorlopig liggen omdat het niet voor overlast zorgt.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Drugsafval in gierput Someren na maanden toch opgeruimd” (Donderdag 14 januari 2016, 17:21), NOS