componeren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van componeren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		componeren			te componeren
	toekomend		zullen componeren			te zullen componeren
voltooid	tegenwoordig		hebben gecomponeerd			te hebben gecomponeerd
	toekomend		gecomponeerd zullen hebben			gecomponeerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	componerend		gecomponeerd			ev. componeer	mv. verouderd componeert	componere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	componeer	componeert	componeert	componeert	componeert	componeren	componeren	componeren
verleden (o.v.t.)	componeerde	componeerde	componeerde	componeerde	componeerde	componeerden	componeerden	componeerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal componeren	zult/zal componeren	zult/zal componeren	zult componeren	zal componeren	zullen componeren	zullen componeren	zullen componeren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou componeren	zou componeren	zou(dt) componeren	zoudt componeren	zou componeren	zouden componeren	zouden componeren	zouden componeren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gecomponeerd	hebt gecomponeerd	hebt/heeft gecomponeerd	hebt gecomponeerd	heeft gecomponeerd	hebben gecomponeerd	hebben gecomponeerd	hebben gecomponeerd
verleden (v.v.t.)	had gecomponeerd	had gecomponeerd	had gecomponeerd	hadt gecomponeerd	had gecomponeerd	hadden gecomponeerd	hadden gecomponeerd	hadden gecomponeerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gecomponeerd hebben	zal/zult gecomponeerd hebben	zult/zal gecomponeerd hebben	zult gecomponeerd hebben	zal gecomponeerd hebben	zullen gecomponeerd hebben	zullen gecomponeerd hebben	zullen gecomponeerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gecomponeerd hebben	zou gecomponeerd hebben	zou/zoudt gecomponeerd hebben	zoudt gecomponeerd hebben	zou gecomponeerd hebben	zouden gecomponeerd hebben	zouden gecomponeerd hebben	zouden gecomponeerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gecomponeerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gecomponeerd				er is gecomponeerd
verleden	er werd gecomponeerd				er was gecomponeerd
toekomend	er zal gecomponeerd worden				er zal gecomponeerd zijn
voorwaardelijk	er zou gecomponeerd worden				er zou gecomponeerd zijn
lijdende vorm gecomponeerd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		gecomponeerd worden			gecomponeerd te worden
	toekomend		gecomponeerd zullen worden			gecomponeerd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		gecomponeerd zijn			gecomponeerd te zijn
	toekomend		gecomponeerd zullen zijn			gecomponeerd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word gecomponeerd	wordt gecomponeerd	wordt gecomponeerd	wordt gecomponeerd	wordt gecomponeerd	worden gecomponeerd	worden gecomponeerd	worden gecomponeerd
verleden (o.v.t.)	werd gecomponeerd	werd gecomponeerd	werd gecomponeerd	werdt gecomponeerd	werd gecomponeerd	werden gecomponeerd	werden gecomponeerd	werden gecomponeerd
toekomend (o.t.t.t.)	zal gecomponeerd worden	zult gecomponeerd worden	zult gecomponeerd worden	zult gecomponeerd worden	zal gecomponeerd worden	zullen gecomponeerd worden	zullen gecomponeerd worden	zullen gecomponeerd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou gecomponeerd worden	zou gecomponeerd worden	zou/zoudt gecomponeerd worden	zoudt gecomponeerd worden	zou gecomponeerd worden	zouden gecomponeerd worden	zouden gecomponeerd worden	zouden gecomponeerd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben gecomponeerd	bent gecomponeerd	bent/is gecomponeerd	zijt gecomponeerd	is gecomponeerd	zijn gecomponeerd	zijn gecomponeerd	zijn gecomponeerd
verleden (v.v.t.)	was gecomponeerd	was gecomponeerd	was gecomponeerd	waart gecomponeerd	was gecomponeerd	waren gecomponeerd	waren gecomponeerd	waren gecomponeerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gecomponeerd zijn	zult gecomponeerd zijn	zult gecomponeerd zijn	zult gecomponeerd zijn	zal gecomponeerd zijn	zullen gecomponeerd zijn	zullen gecomponeerd zijn	zullen gecomponeerd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gecomponeerd zijn	zou gecomponeerd zijn	zou/zoudt gecomponeerd zijn	zoudt gecomponeerd zijn	zou gecomponeerd zijn	zouden gecomponeerd zijn	zouden gecomponeerd zijn	zouden gecomponeerd zijn