collationeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van collationeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | collationeren | te collationeren | ||||||||
toekomend | zullen collationeren | te zullen collationeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecollationeerd | te hebben gecollationeerd | ||||||||
toekomend | gecollationeerd zullen hebben | gecollationeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
collationerend | gecollationeerd | ev. collationeer |
mv. verouderd collationeert |
collationere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | collationeer | collationeert | collationeert | collationeert | collationeert | collationeren | collationeren | collationeren | |||
verleden (o.v.t.) | collationeerde | collationeerde | collationeerde | collationeerde | collationeerde | collationeerden | collationeerden | collationeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal collationeren | zult/zal collationeren | zult/zal collationeren | zult collationeren | zal collationeren | zullen collationeren | zullen collationeren | zullen collationeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou collationeren | zou collationeren | zou(dt) collationeren | zoudt collationeren | zou collationeren | zouden collationeren | zouden collationeren | zouden collationeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecollationeerd | hebt gecollationeerd | hebt/heeft gecollationeerd | hebt gecollationeerd | heeft gecollationeerd | hebben gecollationeerd | hebben gecollationeerd | hebben gecollationeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gecollationeerd | had gecollationeerd | had gecollationeerd | hadt gecollationeerd | had gecollationeerd | hadden gecollationeerd | hadden gecollationeerd | hadden gecollationeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecollationeerd hebben | zal/zult gecollationeerd hebben | zult/zal gecollationeerd hebben | zult gecollationeerd hebben | zal gecollationeerd hebben | zullen gecollationeerd hebben | zullen gecollationeerd hebben | zullen gecollationeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecollationeerd hebben | zou gecollationeerd hebben | zou/zoudt gecollationeerd hebben | zoudt gecollationeerd hebben | zou gecollationeerd hebben | zouden gecollationeerd hebben | zouden gecollationeerd hebben | zouden gecollationeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gecollationeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gecollationeerd | er is gecollationeerd | |||||||||
verleden | er werd gecollationeerd | er was gecollationeerd | |||||||||
toekomend | er zal gecollationeerd worden | er zal gecollationeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gecollationeerd worden | er zou gecollationeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gecollationeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gecollationeerd worden | gecollationeerd te worden | ||||||||
toekomend | gecollationeerd zullen worden | gecollationeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gecollationeerd zijn | gecollationeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gecollationeerd zullen zijn | gecollationeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gecollationeerd | wordt gecollationeerd | wordt gecollationeerd | wordt gecollationeerd | wordt gecollationeerd | worden gecollationeerd | worden gecollationeerd | worden gecollationeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gecollationeerd | werd gecollationeerd | werd gecollationeerd | werdt gecollationeerd | werd gecollationeerd | werden gecollationeerd | werden gecollationeerd | werden gecollationeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gecollationeerd worden | zult gecollationeerd worden | zult gecollationeerd worden | zult gecollationeerd worden | zal gecollationeerd worden | zullen gecollationeerd worden | zullen gecollationeerd worden | zullen gecollationeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gecollationeerd worden | zou gecollationeerd worden | zou/zoudt gecollationeerd worden | zoudt gecollationeerd worden | zou gecollationeerd worden | zouden gecollationeerd worden | zouden gecollationeerd worden | zouden gecollationeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gecollationeerd | bent gecollationeerd | bent/is gecollationeerd | zijt gecollationeerd | is gecollationeerd | zijn gecollationeerd | zijn gecollationeerd | zijn gecollationeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gecollationeerd | was gecollationeerd | was gecollationeerd | waart gecollationeerd | was gecollationeerd | waren gecollationeerd | waren gecollationeerd | waren gecollationeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecollationeerd zijn | zult gecollationeerd zijn | zult gecollationeerd zijn | zult gecollationeerd zijn | zal gecollationeerd zijn | zullen gecollationeerd zijn | zullen gecollationeerd zijn | zullen gecollationeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecollationeerd zijn | zou gecollationeerd zijn | zou/zoudt gecollationeerd zijn | zoudt gecollationeerd zijn | zou gecollationeerd zijn | zouden gecollationeerd zijn | zouden gecollationeerd zijn | zouden gecollationeerd zijn |