Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • claus·tro·fiel
Woordherkomst en -opbouw
  • van Engels claustrophile, in 1956 gebruik in de titel van het verhaal "The Claustrophile" [1] van de Amerikaanse schrijver T. Sturgeon  , in de betekenis "(iemand) met een voorliefde voor nauwe ruimtes" aangetroffen vanaf 1998[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord claustrofiel claustrofielen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de claustrofielm

  1. iemand met een voorliefde voor nauwe ruimtes
    • In het diepst van zijn hart is hij een claustrofiel: besloten ruimtes geven hem altijd een veilig gevoel. [3]
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen claustrofiel claustrofieler claustrofielst
verbogen claustrofiele claustrofielere claustrofielste
partitief claustrofiels claustrofielers -

Bijvoeglijk naamwoord

claustrofiel

  1. behept met of passend bij een voorliefde voor kleine ruimtes
    • Bertolucci dook er naar eigen zeggen des te gretiger in: "Ik vind het heerlijk om in een gesloten ruimte te filmen. Ik ben niet claustrofoob maar claustrofiel." [4]

Gangbaarheid

Verwijzingen