claustrofielen
- Geluid: claustrofielen (hulp, bestand)
- IPA: / ˌklɑustroˈfilə(n) / (4 lettergrepen)
- claus·tro·fie·len
- claustrofiel zn met de uitgang -en
de claustrofielen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord claustrofiel
- Aan vakantie had Asimov ook een broertje dood, dat spreekt (och arme, hoeveel claustrofielen zouden dit weekend onder dwang van agorafiele partners afreizen naar sierra, toendra of woestijn? [1]
- Het woord 'claustrofielen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ MarijasClaustrofilie (5 juli 2015) op website: dagklad.nl; geraadpleegd 2019-09-23