canard
- ca·nard
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | canard | canards |
verkleinwoord |
de canard m
- (media) bewust vervalst nieuwsbericht; valse hype
- Een canard in een roddelblaadje.
1. bewust vervalst nieuwsbericht; valse hype
- Het woord canard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "canard" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "canard" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
canard | le canard | canards | les canards |
canard m
- (eendvogels) eend
- (dierkunde) woerd
- (spreektaal) krantje, (sensatie)blaadje [1]
- (spreektaal) in likeur gedoopt suikerklontje [1]
- (spreektaal) vals gerucht [1]
- (spreektaal) tortelduif, minnaar
- «Il passe tout son temps avec sa nana, celui-là, c’est un vrai canard.»
- Hij brengt al zijn tijd met zijn vrouw door, hij is een echte minnaar. [1]
- «Il passe tout son temps avec sa nana, celui-là, c’est un vrai canard.»