buitenhangen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van buitenhangen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | buitenhangen | buiten te hangen | ||||||
toekomend | zullen buitenhangen buiten zullen hangen |
te zullen buitenhangen buiten te zullen hangen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | buitengehangen | te buitengehangen | ||||||
toekomend | buitengehangen zullen | buitengehangen te zullen | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
buitenhangend | buitengehangen | ev. hang buiten |
mv. verouderd hangt buiten |
hange buiten (bijzin) buitenhange | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | hang buiten | hangt buiten | hangt buiten | hangt buiten | hangt buiten | hangen buiten | hangen buiten | hangen buiten | |
verleden (o.v.t.) | hing buiten | hing buiten | hing buiten | hing buiten | hing buiten | hingen buiten | hingen buiten | hingen buiten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal buitenhangen | zult/zal buitenhangen | zult/zal buitenhangen | zult buitenhangen | zal buitenhangen | zullen buitenhangen | zullen buitenhangen | zullen buitenhangen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou buitenhangen | zou buitenhangen | zou(dt) buitenhangen | zoudt buitenhangen | zou buitenhangen | zouden buitenhangen | zouden buitenhangen | zouden buitenhangen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | buitenhang | buitenhangt | buitenhangt | buitenhangt | buitenhangt | buitenhangen | buitenhangen | buitenhangen | |
verleden (o.v.t.) | buitenhing | buitenhing | buitenhing | buitenhing | buitenhing | buitenhingen | buitenhingen | buitenhingen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal buitenhangen buiten zal hangen |
zult/zal buitenhangen buiten zult/zal hangen |
zult/zal buitenhangen buiten zult/zal hangen |
zult buitenhangen buiten zult hangen |
zal buitenhangen buiten zal hangen |
zullen buitenhangen buiten zullen hangen |
zullen buitenhangen buiten zullen hangen |
zullen buitenhangen buiten zullen hangen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou buitenhangen buiten zou hangen |
zou buitenhangen buiten zou hangen |
zou(dt) buitenhangen buiten zou(dt) hangen |
zoudt buitenhangen buiten zoudt hangen |
zou buitenhangen buiten zou hangen |
zouden buitenhangen buiten zouden hangen |
zouden buitenhangen buiten zouden hangen |
zouden buitenhangen buiten zouden hangen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |