Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hangt bui·ten
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
buitenhangen

hangt (...) buiten

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van buitenhangen
    • Jij hangt buiten. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van buitenhangen
    • Hij hangt buiten. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van buitenhangen
    • Hangt buiten! 

Gangbaarheid