brann
Niet te verwarren met: brand, Brand |
- brann
- Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord brandr
Naar frequentie | 2985 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | brann | brannen | branner | brannene |
genitief | branns | brannens | branners | brannenes |
brann, m
- brand, fik
- «Brannen ble varslet i 20.30-tiden fredag kveld.»
- De brand werd gemeld vrijdagavond om 20.30 uur.
- «Brannen ble varslet i 20.30-tiden fredag kveld.»
- vlammenzee
- (figuurlijk) hartstocht
- (figuurlijk) onrust
...brann
|
brann..., ...brann...
- [1]: stå i brann (in brand staan)
- [4]: brann i rosenes leir
- brann
- Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord brandr
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | brann | brannen | brannar | brannane |
brann, m
...brann
|
brann..., ...brann...
|
- [1]: stå i brann (in brand staan)
- [4]: brann i roseleiren
- brann
Naar frequentie | 4749 |
---|
brann
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van brinna