Nederlands

 
vlammenzee
Uitspraak
Woordafbreking
  • vlam·men·zee
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vlammenzee vlammenzeeën
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vlammenzeev / m

  1. een grenzeloos grote brand
    • Bij aankomst op de boerderij die zondagavond staat de dijk vol met mensen. Politie. Veel brandweermannen. En: „Alle boeren uit de polder waren uitgerukt.” Wat Westerhof aantreft is „één grote vlammenzee.” Die vlammen reiken tot aan de toppen van de bomen. Westerhof haar grootste angst: hoe gaat het met de dieren? En vooral: waar zijn langzame Zeeman en het blinde varken Bokita? [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Martin Kuiper 27 januari 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be