Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: brand


Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Brand
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig uit het Middelhoogduits en Oudhoogduits
enkelvoud meervoud
nominatief der Brand die Brände
genitief des Brandes
des Brands
der Brände
datief dem Brand den Bränden
accusatief den Brand die Brände

Zelfstandig naamwoord

Brand, m

  1. bosbrand
    «Die größte Bedrohung durch einen Brand für Menschenleben sind nicht so sehr die Flammen, sondern der Rauch und heiße (Rauch-)Gase.»
    De grootste bedreiging van een brand voor mensenlevens zijn niet zozeer de vlammen, maar de rook en hete (rook)gassen.
  2. (medisch) een ziekte
  3. andere betekenissen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
  • [1]: in Brand: geraten, setzen, stecken
  • [1]: Brand: ausbrechen, ausbreiten, bekämpfen, entstehen, löschen