bossen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van bossen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bossen | te bossen | ||||||||
toekomend | zullen bossen | te zullen bossen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gebost | te hebben gebost | ||||||||
toekomend | gebost zullen hebben | gebost te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bossend | gebost | ev. bos |
mv. verouderd bost |
bosse | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bos | bost | bost | bost | bost | bossen | bossen | bossen | |||
verleden (o.v.t.) | boste | boste | boste | boste | boste | bosten | bosten | bosten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bossen | zult/zal bossen | zult/zal bossen | zult bossen | zal bossen | zullen bossen | zullen bossen | zullen bossen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bossen | zou bossen | zou(dt) bossen | zoudt bossen | zou bossen | zouden bossen | zouden bossen | zouden bossen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gebost | hebt gebost | hebt/heeft gebost | hebt gebost | heeft gebost | hebben gebost | hebben gebost | hebben gebost | |||
verleden (v.v.t.) | had gebost | had gebost | had gebost | hadt gebost | had gebost | hadden gebost | hadden gebost | hadden gebost | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebost hebben | zal/zult gebost hebben | zult/zal gebost hebben | zult gebost hebben | zal gebost hebben | zullen gebost hebben | zullen gebost hebben | zullen gebost hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebost hebben | zou gebost hebben | zou/zoudt gebost hebben | zoudt gebost hebben | zou gebost hebben | zouden gebost hebben | zouden gebost hebben | zouden gebost hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gebost worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gebost | er is gebost | |||||||||
verleden | er werd gebost | er was gebost | |||||||||
toekomend | er zal gebost worden | er zal gebost zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gebost worden | er zou gebost zijn | |||||||||
lijdende vorm gebost worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gebost worden | gebost te worden | ||||||||
toekomend | gebost zullen worden | gebost te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gebost zijn | gebost te zijn | ||||||||
toekomend | gebost zullen zijn | gebost te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gebost | wordt gebost | wordt gebost | wordt gebost | wordt gebost | worden gebost | worden gebost | worden gebost | |||
verleden (o.v.t.) | werd gebost | werd gebost | werd gebost | werdt gebost | werd gebost | werden gebost | werden gebost | werden gebost | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gebost worden | zult gebost worden | zult gebost worden | zult gebost worden | zal gebost worden | zullen gebost worden | zullen gebost worden | zullen gebost worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gebost worden | zou gebost worden | zou/zoudt gebost worden | zoudt gebost worden | zou gebost worden | zouden gebost worden | zouden gebost worden | zouden gebost worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gebost | bent gebost | bent/is gebost | zijt gebost | is gebost | zijn gebost | zijn gebost | zijn gebost | |||
verleden (v.v.t.) | was gebost | was gebost | was gebost | waart gebost | was gebost | waren gebost | waren gebost | waren gebost | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebost zijn | zult gebost zijn | zult gebost zijn | zult gebost zijn | zal gebost zijn | zullen gebost zijn | zullen gebost zijn | zullen gebost zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebost zijn | zou gebost zijn | zou/zoudt gebost zijn | zoudt gebost zijn | zou gebost zijn | zouden gebost zijn | zouden gebost zijn | zouden gebost zijn |