Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bos·muis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bosmuis bosmuizen
verkleinwoord bosmuisje bosmuisjes

Zelfstandig naamwoord

de bosmuisv / m

  1. (knaagdieren) bepaald soort knaagdier, Apodemus sylvaticus  , uit de familie Muridae
    • Ik heb de bosmuis bestudeerd voor mijn scriptie. 
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be