Nederlands

 
Uitspraak
Woordafbreking
  • al·pen·bos·muis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord alpenbosmuis alpenbosmuizen
verkleinwoord alpenbosmuisje alpenbosmuisjes

Zelfstandig naamwoord

de alpenbosmuisv / m

  1. (knaagdieren) Apodemus alpicola   knaagdier uit het geslacht bosmuizen (Apodemus). Deze soort werd oorspronkelijk beschreven als een ondersoort van de geelhalsbosmuis (A. flavicollis), maar is nauwer verwant aan de kleine bosmuis (A. uralensis)
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie