• boe·ka·nier
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zeerover’ voor het eerst aangetroffen in 1691 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord boekanier boekaniers
verkleinwoord - -

de boekanierm

  1. zeerover die in de 17e en 18e eeuw de Antillen en de kusten van Zuid-Amerika onveilig maakte
73 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[3]