bladzijde
- blad·zij·de
- In de betekenis van ‘pagina’ voor het eerst aangetroffen in 1704 [1]
- samenstelling van blad en zijde [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bladzijde | bladzijden bladzijdes |
verkleinwoord | bladzijdetje | bladzijdetjes |
- elk van de beide zijden van een blad papier in boek, krant of tijdschrift
- - Pas op de laatste bladzijde van de thriller was het duidelijk wie de moord had begaan.
- - „Fens zegt…”, las mijn vader, „dat Het wereldje van Beer Ligthart niet goed is.” Pijnlijk verrast keken we elkaar aan. Dat hadden wij alle drie een mooi boek gevonden. Waarom was het niet goed? Omdat, zo legde Fens uit, op bladzijde drie de onvergeeflijke zin stond: „Hij was blind. Dat moest hij nu onder ogen zien.”[3]
1. elk van de beide zijden van een blad papier in boek, krant of tijdschrift
|
- Het woord bladzijde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bladzijde" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bladzijde" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bladzijde op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Nicolien Mizee NRC 28 juli 2015
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be