enkelvoud meervoud
side sides

side

  1. kant, zijde


  • si·de
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord síða, dat van het Oudnoorse woord sid komt.

side g

  1. kant, zijde, zij
    «Han ligger på siden og sover.»
    Hij ligt op z'n zij en slaapt.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   side     m: siden
v: sida  
  sider     sidene  
genitief   sides     m: sidens
v: sidas  
  siders     sidenes  


  • si·de
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord síða, dat van het Oudnoorse woord sid komt.

side v

  1. kant, zijde
v enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   side     sida     sider     sidene  
genitief                
bijvormen enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sida         sidor     sidone  
genitief