bizar
- bi·zar
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘grillig, vreemd’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1616 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bizar | bizarder | bizarst |
verbogen | bizarre | bizardere | bizarste |
partitief | bizars | bizarders | - |
bizar
- niet op de normale manier, heel vreemd
- - De scheepsramp met de badeendjes was een heel bizar ongeluk.
- - Hij is een heel bizarre man, maar ondertussen wel een van de bekendste schrijvers van Nederland.
1.
- Het woord bizar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bizar" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "bizar" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be