binnenvaren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van binnenvaren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | binnenvaren | binnen te varen | ||||||
toekomend | zullen binnenvaren binnen zullen varen |
te zullen binnenvaren binnen te zullen varen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn binnengevaren | te zijn binnengevaren | ||||||
toekomend | binnengevaren zullen zijn | binnengevaren te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
binnenvarend | binnengevaren | ev. vaar binnen |
mv. verouderd vaart binnen |
vare binnen (bijzin) binnenvare | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | vaar binnen | vaart binnen | vaart binnen | vaart binnen | vaart binnen | varen binnen | varen binnen | varen binnen | |
verleden (o.v.t.) | voer binnen | voer binnen | voer binnen | voer binnen | voer binnen | voeren binnen | voeren binnen | voeren binnen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal binnenvaren | zult/zal binnenvaren | zult/zal binnenvaren | zult binnenvaren | zal binnenvaren | zullen binnenvaren | zullen binnenvaren | zullen binnenvaren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou binnenvaren | zou binnenvaren | zou(dt) binnenvaren | zoudt binnenvaren | zou binnenvaren | zouden binnenvaren | zouden binnenvaren | zouden binnenvaren | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | binnenvaar | binnenvaart | binnenvaart | binnenvaart | binnenvaart | binnenvaren | binnenvaren | binnenvaren | |
verleden (o.v.t.) | binnenvoer | binnenvoer | binnenvoer | binnenvoer | binnenvoer | binnenvoeren | binnenvoeren | binnenvoeren | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal binnenvaren binnen zal varen |
zult/zal binnenvaren binnen zult/zal varen |
zult/zal binnenvaren binnen zult/zal varen |
zult binnenvaren binnen zult varen |
zal binnenvaren binnen zal varen |
zullen binnenvaren binnen zullen varen |
zullen binnenvaren binnen zullen varen |
zullen binnenvaren binnen zullen varen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou binnenvaren binnen zou varen |
zou binnenvaren binnen zou varen |
zou(dt) binnenvaren binnen zou(dt) varen |
zoudt binnenvaren binnen zoudt varen |
zou binnenvaren binnen zou varen |
zouden binnenvaren binnen zouden varen |
zouden binnenvaren binnen zouden varen |
zouden binnenvaren binnen zouden varen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben binnengevaren | bent binnengevaren | bent/is binnengevaren | zijt binnengevaren | is binnengevaren | zijn binnengevaren | zijn binnengevaren | zijn binnengevaren | |
verleden (v.v.t.) | was binnengevaren | was binnengevaren | was binnengevaren | waart binnengevaren | was binnengevaren | waren binnengevaren | waren binnengevaren | waren binnengevaren | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal binnengevaren zijn | zal/zult binnengevaren zijn | zult/zal binnengevaren zijn | zult binnengevaren zijn | zal binnengevaren zijn | zullen binnengevaren zijn | zullen binnengevaren zijn | zullen binnengevaren zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou binnengevaren zijn | zou binnengevaren zijn | zou/zoudt binnengevaren zijn | zoudt binnengevaren zijn | zou binnengevaren zijn | zouden binnengevaren zijn | zouden binnengevaren zijn | zouden binnengevaren zijn |