• bin·nen·voer
vervoeging van
binnenvoeren

binnenvoer

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenvoeren
    • ... dat ik binnenvoer. 
vervoeging van
binnenvaren

binnenvoer

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van binnenvaren
    • ... dat ik binnenvoer. 
    • ... dat jij binnenvoer. 
    • ... dat hij, zij, het binnenvoer.