binnenkrijgen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van binnenkrijgen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | binnenkrijgen | binnen te krijgen | ||||||||
toekomend | zullen binnenkrijgen binnen zullen krijgen |
te zullen binnenkrijgen binnen te zullen krijgen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben binnengekregen | te hebben binnengekregen | ||||||||
toekomend | binnengekregen zullen hebben | binnengekregen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
binnenkrijgend | binnengekregen | ev. krijg binnen |
mv. verouderd krijgt binnen |
krijge binnen (bijzin) binnenkrijge | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | krijg binnen | krijgt binnen | krijgt binnen | krijgt binnen | krijgt binnen | krijgen binnen | krijgen binnen | krijgen binnen | |||
verleden (o.v.t.) | kreeg binnen | kreeg binnen | kreeg binnen | kreeg binnen | kreeg binnen | kregen binnen | kregen binnen | kregen binnen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal binnenkrijgen | zult/zal binnenkrijgen | zult/zal binnenkrijgen | zult binnenkrijgen | zal binnenkrijgen | zullen binnenkrijgen | zullen binnenkrijgen | zullen binnenkrijgen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou binnenkrijgen | zou binnenkrijgen | zou(dt) binnenkrijgen | zoudt binnenkrijgen | zou binnenkrijgen | zouden binnenkrijgen | zouden binnenkrijgen | zouden binnenkrijgen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | binnenkrijg | binnenkrijgt | binnenkrijgt | binnenkrijgt | binnenkrijgt | binnenkrijgen | binnenkrijgen | binnenkrijgen | |||
verleden (o.v.t.) | binnenkreeg | binnenkreeg | binnenkreeg | binnenkreeg | binnenkreeg | binnenkregen | binnenkregen | binnenkregen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal binnenkrijgen binnen zal krijgen |
zult/zal binnenkrijgen binnen zult/zal krijgen |
zult/zal binnenkrijgen binnen zult/zal krijgen |
zult binnenkrijgen binnen zult krijgen |
zal binnenkrijgen binnen zal krijgen |
zullen binnenkrijgen binnen zullen krijgen |
zullen binnenkrijgen binnen zullen krijgen |
zullen binnenkrijgen binnen zullen krijgen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou binnenkrijgen binnen zou krijgen |
zou binnenkrijgen binnen zou krijgen |
zou(dt) binnenkrijgen binnen zou(dt) krijgen |
zoudt binnenkrijgen binnen zoudt krijgen |
zou binnenkrijgen binnen zou krijgen |
zouden binnenkrijgen binnen zouden krijgen |
zouden binnenkrijgen binnen zouden krijgen |
zouden binnenkrijgen binnen zouden krijgen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb binnengekregen | hebt binnengekregen | hebt/heeft binnengekregen | hebt binnengekregen | heeft binnengekregen | hebben binnengekregen | hebben binnengekregen | hebben binnengekregen | |||
verleden (v.v.t.) | had binnengekregen | had binnengekregen | had binnengekregen | hadt binnengekregen | had binnengekregen | hadden binnengekregen | hadden binnengekregen | hadden binnengekregen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal binnengekregen hebben | zal/zult binnengekregen hebben | zult/zal binnengekregen hebben | zult binnengekregen hebben | zal binnengekregen hebben | zullen binnengekregen hebben | zullen binnengekregen hebben | zullen binnengekregen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou binnengekregen hebben | zou binnengekregen hebben | zou/zoudt binnengekregen hebben | zoudt binnengekregen hebben | zou binnengekregen hebben | zouden binnengekregen hebben | zouden binnengekregen hebben | zouden binnengekregen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm binnengekregen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt binnengekregen | er is binnengekregen | |||||||||
verleden | er werd binnengekregen | er was binnengekregen | |||||||||
toekomend | er zal binnengekregen worden | er zal binnengekregen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou binnengekregen worden | er zou binnengekregen zijn | |||||||||
lijdende vorm binnengekregen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | binnengekregen worden | binnengekregen te worden | ||||||||
toekomend | binnengekregen zullen worden | binnengekregen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | binnengekregen zijn | binnengekregen te zijn | ||||||||
toekomend | binnengekregen zullen zijn | binnengekregen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word binnengekregen | wordt binnengekregen | wordt binnengekregen | wordt binnengekregen | wordt binnengekregen | worden binnengekregen | worden binnengekregen | worden binnengekregen | |||
verleden (o.v.t.) | werd binnengekregen | werd binnengekregen | werd binnengekregen | werdt binnengekregen | werd binnengekregen | werden binnengekregen | werden binnengekregen | werden binnengekregen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal binnengekregen worden | zult binnengekregen worden | zult binnengekregen worden | zult binnengekregen worden | zal binnengekregen worden | zullen binnengekregen worden | zullen binnengekregen worden | zullen binnengekregen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou binnengekregen worden | zou binnengekregen worden | zou/zoudt binnengekregen worden | zoudt binnengekregen worden | zou binnengekregen worden | zouden binnengekregen worden | zouden binnengekregen worden | zouden binnengekregen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben binnengekregen | bent binnengekregen | bent/is binnengekregen | zijt binnengekregen | is binnengekregen | zijn binnengekregen | zijn binnengekregen | zijn binnengekregen | |||
verleden (v.v.t.) | was binnengekregen | was binnengekregen | was binnengekregen | waart binnengekregen | was binnengekregen | waren binnengekregen | waren binnengekregen | waren binnengekregen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal binnengekregen zijn | zult binnengekregen zijn | zult binnengekregen zijn | zult binnengekregen zijn | zal binnengekregen zijn | zullen binnengekregen zijn | zullen binnengekregen zijn | zullen binnengekregen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou binnengekregen zijn | zou binnengekregen zijn | zou/zoudt binnengekregen zijn | zoudt binnengekregen zijn | zou binnengekregen zijn | zouden binnengekregen zijn | zouden binnengekregen zijn | zouden binnengekregen zijn |