bijlichten
- Geluid: bijlichten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɛilɪxtə(n) / (3 lettergrepen)
- bij·lich·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bijlichten |
lichtte bij |
bijgelicht |
zwak -t | volledig |
bijlichten
- overgankelijk licht laten schijnen op de handen of de activiteit van iemand die ergens mee bezig is
- Het is hier zo donker, kun je me even bijlichten?
- ▸ Op „Het duet” zingen een besnorde man en een vrouw met ontblote borst uit een liedboek dat ze bijlichten met een kaars.[2]
- overgankelijk (fotografie) (filmkunst) met kunstmatige lichtbronnen iets beter in beeld brengen
- Door de scenes bij te lichten kwamen de kleuren beter uit.
- ▸ Talloos zijn de anekdotes over hoe hij het liefste met natuurlijk licht werkt en hooguit bijlicht om dat te versterken.[3]
- overgankelijk (figuurlijk) iemand voorzien van informatie die hij voor een bepaald doel nodig heeft
- Als hij dat zelf wil doen, moeten we hem wel bijlichten over de risico's.
- ▸ Zijn obsessie met Hermes Trismegistos betekent niet dat Kircher zich afzijdig hield van de de werkelijkheid. (…) Toch heeft hij zich bij al zijn werk door Hermes laten bijlichten – zeg maar rustig ‘verblinden’. Voor een deel beweegt hij zich in een andere wereld, die parallel naast de ons bekende realiteit beweegt.[4]
- [3] informeren, inlichten
1. licht laten schijnen op de handen van iemand die ergens mee bezig is
- Het woord bijlichten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Kortkolom kunst” (7 juni 2013) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Dana Linssen“Camera met een ziel” (10 juni 201) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Atte Jongstra“De uitvinder van de kattenpiano” (1 maart 2013) op nrc.nl