bewonderen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van bewonderen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bewonderen | te bewonderen | ||||||||
toekomend | zullen bewonderen | te zullen bewonderen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bewonderd | te hebben bewonderd | ||||||||
toekomend | bewonderd zullen hebben | bewonderd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bewonderend | bewonderd | ev. bewonder |
mv. verouderd bewondert |
bewondere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bewonder | bewondert | bewondert | bewondert | bewondert | bewonderen | bewonderen | bewonderen | |||
verleden (o.v.t.) | bewonderde | bewonderde | bewonderde | bewonderde | bewonderde | bewonderden | bewonderden | bewonderden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bewonderen | zult/zal bewonderen | zult/zal bewonderen | zult bewonderen | zal bewonderen | zullen bewonderen | zullen bewonderen | zullen bewonderen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bewonderen | zou bewonderen | zou(dt) bewonderen | zoudt bewonderen | zou bewonderen | zouden bewonderen | zouden bewonderen | zouden bewonderen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bewonderd | hebt bewonderd | hebt/heeft bewonderd | hebt bewonderd | heeft bewonderd | hebben bewonderd | hebben bewonderd | hebben bewonderd | |||
verleden (v.v.t.) | had bewonderd | had bewonderd | had bewonderd | hadt bewonderd | had bewonderd | hadden bewonderd | hadden bewonderd | hadden bewonderd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bewonderd hebben | zal/zult bewonderd hebben | zult/zal bewonderd hebben | zult bewonderd hebben | zal bewonderd hebben | zullen bewonderd hebben | zullen bewonderd hebben | zullen bewonderd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bewonderd hebben | zou bewonderd hebben | zou/zoudt bewonderd hebben | zoudt bewonderd hebben | zou bewonderd hebben | zouden bewonderd hebben | zouden bewonderd hebben | zouden bewonderd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bewonderd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bewonderd | er is bewonderd | |||||||||
verleden | er werd bewonderd | er was bewonderd | |||||||||
toekomend | er zal bewonderd worden | er zal bewonderd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bewonderd worden | er zou bewonderd zijn | |||||||||
lijdende vorm bewonderd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bewonderd worden | bewonderd te worden | ||||||||
toekomend | bewonderd zullen worden | bewonderd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bewonderd zijn | bewonderd te zijn | ||||||||
toekomend | bewonderd zullen zijn | bewonderd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bewonderd | wordt bewonderd | wordt bewonderd | wordt bewonderd | wordt bewonderd | worden bewonderd | worden bewonderd | worden bewonderd | |||
verleden (o.v.t.) | werd bewonderd | werd bewonderd | werd bewonderd | werdt bewonderd | werd bewonderd | werden bewonderd | werden bewonderd | werden bewonderd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bewonderd worden | zult bewonderd worden | zult bewonderd worden | zult bewonderd worden | zal bewonderd worden | zullen bewonderd worden | zullen bewonderd worden | zullen bewonderd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bewonderd worden | zou bewonderd worden | zou/zoudt bewonderd worden | zoudt bewonderd worden | zou bewonderd worden | zouden bewonderd worden | zouden bewonderd worden | zouden bewonderd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bewonderd | bent bewonderd | bent/is bewonderd | zijt bewonderd | is bewonderd | zijn bewonderd | zijn bewonderd | zijn bewonderd | |||
verleden (v.v.t.) | was bewonderd | was bewonderd | was bewonderd | waart bewonderd | was bewonderd | waren bewonderd | waren bewonderd | waren bewonderd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bewonderd zijn | zult bewonderd zijn | zult bewonderd zijn | zult bewonderd zijn | zal bewonderd zijn | zullen bewonderd zijn | zullen bewonderd zijn | zullen bewonderd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bewonderd zijn | zou bewonderd zijn | zou/zoudt bewonderd zijn | zoudt bewonderd zijn | zou bewonderd zijn | zouden bewonderd zijn | zouden bewonderd zijn | zouden bewonderd zijn |