beweiden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van beweiden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | beweiden | te beweiden | ||||||||
toekomend | zullen beweiden | te zullen beweiden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben beweid | te hebben beweid | ||||||||
toekomend | beweid zullen hebben | beweid te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
beweidend | beweid | ev. beweid |
mv. verouderd beweidt |
beweide | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | beweid | beweidt | beweidt | beweidt | beweidt | beweiden | beweiden | beweiden | |||
verleden (o.v.t.) | beweidde | beweidde | beweidde | beweidde | beweidde | beweidden | beweidden | beweidden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal beweiden | zult/zal beweiden | zult/zal beweiden | zult beweiden | zal beweiden | zullen beweiden | zullen beweiden | zullen beweiden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou beweiden | zou beweiden | zou(dt) beweiden | zoudt beweiden | zou beweiden | zouden beweiden | zouden beweiden | zouden beweiden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb beweid | hebt beweid | hebt/heeft beweid | hebt beweid | heeft beweid | hebben beweid | hebben beweid | hebben beweid | |||
verleden (v.v.t.) | had beweid | had beweid | had beweid | hadt beweid | had beweid | hadden beweid | hadden beweid | hadden beweid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal beweid hebben | zal/zult beweid hebben | zult/zal beweid hebben | zult beweid hebben | zal beweid hebben | zullen beweid hebben | zullen beweid hebben | zullen beweid hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou beweid hebben | zou beweid hebben | zou/zoudt beweid hebben | zoudt beweid hebben | zou beweid hebben | zouden beweid hebben | zouden beweid hebben | zouden beweid hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm beweid worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt beweid | er is beweid | |||||||||
verleden | er werd beweid | er was beweid | |||||||||
toekomend | er zal beweid worden | er zal beweid zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou beweid worden | er zou beweid zijn | |||||||||
lijdende vorm beweid worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | beweid worden | beweid te worden | ||||||||
toekomend | beweid zullen worden | beweid te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | beweid zijn | beweid te zijn | ||||||||
toekomend | beweid zullen zijn | beweid te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word beweid | wordt beweid | wordt beweid | wordt beweid | wordt beweid | worden beweid | worden beweid | worden beweid | |||
verleden (o.v.t.) | werd beweid | werd beweid | werd beweid | werdt beweid | werd beweid | werden beweid | werden beweid | werden beweid | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal beweid worden | zult beweid worden | zult beweid worden | zult beweid worden | zal beweid worden | zullen beweid worden | zullen beweid worden | zullen beweid worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou beweid worden | zou beweid worden | zou/zoudt beweid worden | zoudt beweid worden | zou beweid worden | zouden beweid worden | zouden beweid worden | zouden beweid worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben beweid | bent beweid | bent/is beweid | zijt beweid | is beweid | zijn beweid | zijn beweid | zijn beweid | |||
verleden (v.v.t.) | was beweid | was beweid | was beweid | waart beweid | was beweid | waren beweid | waren beweid | waren beweid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal beweid zijn | zult beweid zijn | zult beweid zijn | zult beweid zijn | zal beweid zijn | zullen beweid zijn | zullen beweid zijn | zullen beweid zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou beweid zijn | zou beweid zijn | zou/zoudt beweid zijn | zoudt beweid zijn | zou beweid zijn | zouden beweid zijn | zouden beweid zijn | zouden beweid zijn |