betreden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van betreden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | betreden | te betreden | ||||||||
toekomend | zullen betreden | te zullen betreden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben betreden | te hebben betreden | ||||||||
toekomend | betreden zullen hebben | betreden te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
betredend | betreden | ev. betreed |
mv. verouderd betreedt |
betrede | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | betreed | betreedt | betreedt | betreedt | betreedt | betreden | betreden | betreden | |||
verleden (o.v.t.) | betrad | betrad | betrad | betrad | betrad | betraden | betraden | betraden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal betreden | zult/zal betreden | zult/zal betreden | zult betreden | zal betreden | zullen betreden | zullen betreden | zullen betreden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou betreden | zou betreden | zou(dt) betreden | zoudt betreden | zou betreden | zouden betreden | zouden betreden | zouden betreden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb betreden | hebt betreden | hebt/heeft betreden | hebt betreden | heeft betreden | hebben betreden | hebben betreden | hebben betreden | |||
verleden (v.v.t.) | had betreden | had betreden | had betreden | hadt betreden | had betreden | hadden betreden | hadden betreden | hadden betreden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal betreden hebben | zal/zult betreden hebben | zult/zal betreden hebben | zult betreden hebben | zal betreden hebben | zullen betreden hebben | zullen betreden hebben | zullen betreden hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou betreden hebben | zou betreden hebben | zou/zoudt betreden hebben | zoudt betreden hebben | zou betreden hebben | zouden betreden hebben | zouden betreden hebben | zouden betreden hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm betreden worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt betreden | er is betreden | |||||||||
verleden | er werd betreden | er was betreden | |||||||||
toekomend | er zal betreden worden | er zal betreden zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou betreden worden | er zou betreden zijn | |||||||||
lijdende vorm betreden worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | betreden worden | betreden te worden | ||||||||
toekomend | betreden zullen worden | betreden te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | betreden zijn | betreden te zijn | ||||||||
toekomend | betreden zullen zijn | betreden te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word betreden | wordt betreden | wordt betreden | wordt betreden | wordt betreden | worden betreden | worden betreden | worden betreden | |||
verleden (o.v.t.) | werd betreden | werd betreden | werd betreden | werdt betreden | werd betreden | werden betreden | werden betreden | werden betreden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal betreden worden | zult betreden worden | zult betreden worden | zult betreden worden | zal betreden worden | zullen betreden worden | zullen betreden worden | zullen betreden worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou betreden worden | zou betreden worden | zou/zoudt betreden worden | zoudt betreden worden | zou betreden worden | zouden betreden worden | zouden betreden worden | zouden betreden worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben betreden | bent betreden | bent/is betreden | zijt betreden | is betreden | zijn betreden | zijn betreden | zijn betreden | |||
verleden (v.v.t.) | was betreden | was betreden | was betreden | waart betreden | was betreden | waren betreden | waren betreden | waren betreden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal betreden zijn | zult betreden zijn | zult betreden zijn | zult betreden zijn | zal betreden zijn | zullen betreden zijn | zullen betreden zijn | zullen betreden zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou betreden zijn | zou betreden zijn | zou/zoudt betreden zijn | zoudt betreden zijn | zou betreden zijn | zouden betreden zijn | zouden betreden zijn | zouden betreden zijn |