betrad
- be·trad
vervoeging van |
---|
betreden |
betrad
- enkelvoud verleden tijd van betreden
- Ik betrad.
- Jij betrad.
- Hij, zij, het betrad.
- Ik betrad.
- Het woord betrad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
betreden |
betrad