betrappen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van betrappen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | betrappen | te betrappen | ||||||||
toekomend | zullen betrappen | te zullen betrappen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben betrapt | te hebben betrapt | ||||||||
toekomend | betrapt zullen hebben | betrapt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
betrappend | betrapt | ev. betrap |
mv. verouderd betrapt |
betrappe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | betrap | betrapt | betrapt | betrapt | betrapt | betrappen | betrappen | betrappen | |||
verleden (o.v.t.) | betrapte | betrapte | betrapte | betrapte | betrapte | betrapten | betrapten | betrapten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal betrappen | zult/zal betrappen | zult/zal betrappen | zult betrappen | zal betrappen | zullen betrappen | zullen betrappen | zullen betrappen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou betrappen | zou betrappen | zou(dt) betrappen | zoudt betrappen | zou betrappen | zouden betrappen | zouden betrappen | zouden betrappen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb betrapt | hebt betrapt | hebt/heeft betrapt | hebt betrapt | heeft betrapt | hebben betrapt | hebben betrapt | hebben betrapt | |||
verleden (v.v.t.) | had betrapt | had betrapt | had betrapt | hadt betrapt | had betrapt | hadden betrapt | hadden betrapt | hadden betrapt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal betrapt hebben | zal/zult betrapt hebben | zult/zal betrapt hebben | zult betrapt hebben | zal betrapt hebben | zullen betrapt hebben | zullen betrapt hebben | zullen betrapt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou betrapt hebben | zou betrapt hebben | zou/zoudt betrapt hebben | zoudt betrapt hebben | zou betrapt hebben | zouden betrapt hebben | zouden betrapt hebben | zouden betrapt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm betrapt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt betrapt | er is betrapt | |||||||||
verleden | er werd betrapt | er was betrapt | |||||||||
toekomend | er zal betrapt worden | er zal betrapt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou betrapt worden | er zou betrapt zijn | |||||||||
lijdende vorm betrapt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | betrapt worden | betrapt te worden | ||||||||
toekomend | betrapt zullen worden | betrapt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | betrapt zijn | betrapt te zijn | ||||||||
toekomend | betrapt zullen zijn | betrapt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word betrapt | wordt betrapt | wordt betrapt | wordt betrapt | wordt betrapt | worden betrapt | worden betrapt | worden betrapt | |||
verleden (o.v.t.) | werd betrapt | werd betrapt | werd betrapt | werdt betrapt | werd betrapt | werden betrapt | werden betrapt | werden betrapt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal betrapt worden | zult betrapt worden | zult betrapt worden | zult betrapt worden | zal betrapt worden | zullen betrapt worden | zullen betrapt worden | zullen betrapt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou betrapt worden | zou betrapt worden | zou/zoudt betrapt worden | zoudt betrapt worden | zou betrapt worden | zouden betrapt worden | zouden betrapt worden | zouden betrapt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben betrapt | bent betrapt | bent/is betrapt | zijt betrapt | is betrapt | zijn betrapt | zijn betrapt | zijn betrapt | |||
verleden (v.v.t.) | was betrapt | was betrapt | was betrapt | waart betrapt | was betrapt | waren betrapt | waren betrapt | waren betrapt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal betrapt zijn | zult betrapt zijn | zult betrapt zijn | zult betrapt zijn | zal betrapt zijn | zullen betrapt zijn | zullen betrapt zijn | zullen betrapt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou betrapt zijn | zou betrapt zijn | zou/zoudt betrapt zijn | zoudt betrapt zijn | zou betrapt zijn | zouden betrapt zijn | zouden betrapt zijn | zouden betrapt zijn |