bestrijken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van bestrijken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bestrijken | te bestrijken | ||||||||
toekomend | zullen bestrijken | te zullen bestrijken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bestreken | te hebben bestreken | ||||||||
toekomend | bestreken zullen hebben | bestreken te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bestrijkend | bestreken | ev. bestrijk |
mv. verouderd bestrijkt |
bestrijke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bestrijk | bestrijkt | bestrijkt | bestrijkt | bestrijkt | bestrijken | bestrijken | bestrijken | |||
verleden (o.v.t.) | bestreek | bestreek | bestreek | bestreekt | bestreek | bestreken | bestreken | bestreken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bestrijken | zult/zal bestrijken | zult/zal bestrijken | zult bestrijken | zal bestrijken | zullen bestrijken | zullen bestrijken | zullen bestrijken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bestrijken | zou bestrijken | zou(dt) bestrijken | zoudt bestrijken | zou bestrijken | zouden bestrijken | zouden bestrijken | zouden bestrijken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bestreken | hebt bestreken | hebt/heeft bestreken | hebt bestreken | heeft bestreken | hebben bestreken | hebben bestreken | hebben bestreken | |||
verleden (v.v.t.) | had bestreken | had bestreken | had bestreken | hadt bestreken | had bestreken | hadden bestreken | hadden bestreken | hadden bestreken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bestreken hebben | zal/zult bestreken hebben | zult/zal bestreken hebben | zult bestreken hebben | zal bestreken hebben | zullen bestreken hebben | zullen bestreken hebben | zullen bestreken hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bestreken hebben | zou bestreken hebben | zou/zoudt bestreken hebben | zoudt bestreken hebben | zou bestreken hebben | zouden bestreken hebben | zouden bestreken hebben | zouden bestreken hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bestreken worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bestreken | er is bestreken | |||||||||
verleden | er werd bestreken | er was bestreken | |||||||||
toekomend | er zal bestreken worden | er zal bestreken zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bestreken worden | er zou bestreken zijn | |||||||||
lijdende vorm bestreken worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bestreken worden | bestreken te worden | ||||||||
toekomend | bestreken zullen worden | bestreken te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bestreken zijn | bestreken te zijn | ||||||||
toekomend | bestreken zullen zijn | bestreken te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bestreken | wordt bestreken | wordt bestreken | wordt bestreken | wordt bestreken | worden bestreken | worden bestreken | worden bestreken | |||
verleden (o.v.t.) | werd bestreken | werd bestreken | werd bestreken | werdt bestreken | werd bestreken | werden bestreken | werden bestreken | werden bestreken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bestreken worden | zult bestreken worden | zult bestreken worden | zult bestreken worden | zal bestreken worden | zullen bestreken worden | zullen bestreken worden | zullen bestreken worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bestreken worden | zou bestreken worden | zou/zoudt bestreken worden | zoudt bestreken worden | zou bestreken worden | zouden bestreken worden | zouden bestreken worden | zouden bestreken worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bestreken | bent bestreken | bent/is bestreken | zijt bestreken | is bestreken | zijn bestreken | zijn bestreken | zijn bestreken | |||
verleden (v.v.t.) | was bestreken | was bestreken | was bestreken | waart bestreken | was bestreken | waren bestreken | waren bestreken | waren bestreken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bestreken zijn | zult bestreken zijn | zult bestreken zijn | zult bestreken zijn | zal bestreken zijn | zullen bestreken zijn | zullen bestreken zijn | zullen bestreken zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bestreken zijn | zou bestreken zijn | zou/zoudt bestreken zijn | zoudt bestreken zijn | zou bestreken zijn | zouden bestreken zijn | zouden bestreken zijn | zouden bestreken zijn |