bejaarde vrouw
  • be·jaard
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bejaard bejaarder bejaardst
verbogen bejaarde bejaardere bejaardste
partitief bejaards bejaarders -

bejaard

  1. op een voortgeschreden leeftijd, eufemisme voor oud
    • Het bejaarde echtpaar was aangenaam verrast door de onverwachte uitnodiging. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]