beduimelen
- Geluid: beduimelen (hulp, bestand)
- be·dui·me·len
- In de betekenis van ‘door herhaald aanvatten bevlekken’ voor het eerst aangetroffen in 1782 [1]
- afleiding van duimelen "met de duim aanraken" met het voorvoegsel be-[2] lijkt meer plausibel[3] dan afleiding als frequentatief gevormd uit beduimen "(met de duim) aanraken" met het achtervoegsel -el[4]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beduimelen |
beduimelde |
beduimeld |
zwak -d | volledig |
beduimelen
- overgankelijk bevlekken door aanraking met vuile vingers
- Tot hun grote ergenis beduimelde hij hun vakantiefoto's.
- Het woord beduimelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beduimelen" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "beduimelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Gerritsen, J.Een Nieuw Etymologisch Woordenboek (2004) Groningen p. 6; geraadpleegd 2014-05-20
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be