duimelen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dui·me·len
Woordherkomst en -opbouw
- frequentatief gevormd uit duimen met het achtervoegsel -el
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
duimelen |
duimelde |
geduimeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
duimelen
- (verouderd) een duimafdruk maken, (al of niet met de duim) indrukken, (met nadruk) aanraken
- Deze vrucht is door niemand geduimeld.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'duimelen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.