beconcurreren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van beconcurreren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | beconcurreren | te beconcurreren | ||||||||
toekomend | zullen beconcurreren | te zullen beconcurreren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben beconcurreerd | te hebben beconcurreerd | ||||||||
toekomend | beconcurreerd zullen hebben | beconcurreerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
beconcurrerend | beconcurreerd | ev. beconcurreer |
mv. verouderd beconcurreert |
beconcurrere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | beconcurreer | beconcurreert | beconcurreert | beconcurreert | beconcurreert | beconcurreren | beconcurreren | beconcurreren | |||
verleden (o.v.t.) | beconcurreerde | beconcurreerde | beconcurreerde | beconcurreerde | beconcurreerde | beconcurreerden | beconcurreerden | beconcurreerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal beconcurreren | zult/zal beconcurreren | zult/zal beconcurreren | zult beconcurreren | zal beconcurreren | zullen beconcurreren | zullen beconcurreren | zullen beconcurreren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou beconcurreren | zou beconcurreren | zou(dt) beconcurreren | zoudt beconcurreren | zou beconcurreren | zouden beconcurreren | zouden beconcurreren | zouden beconcurreren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb beconcurreerd | hebt beconcurreerd | hebt/heeft beconcurreerd | hebt beconcurreerd | heeft beconcurreerd | hebben beconcurreerd | hebben beconcurreerd | hebben beconcurreerd | |||
verleden (v.v.t.) | had beconcurreerd | had beconcurreerd | had beconcurreerd | hadt beconcurreerd | had beconcurreerd | hadden beconcurreerd | hadden beconcurreerd | hadden beconcurreerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal beconcurreerd hebben | zal/zult beconcurreerd hebben | zult/zal beconcurreerd hebben | zult beconcurreerd hebben | zal beconcurreerd hebben | zullen beconcurreerd hebben | zullen beconcurreerd hebben | zullen beconcurreerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou beconcurreerd hebben | zou beconcurreerd hebben | zou/zoudt beconcurreerd hebben | zoudt beconcurreerd hebben | zou beconcurreerd hebben | zouden beconcurreerd hebben | zouden beconcurreerd hebben | zouden beconcurreerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm beconcurreerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt beconcurreerd | er is beconcurreerd | |||||||||
verleden | er werd beconcurreerd | er was beconcurreerd | |||||||||
toekomend | er zal beconcurreerd worden | er zal beconcurreerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou beconcurreerd worden | er zou beconcurreerd zijn | |||||||||
lijdende vorm beconcurreerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | beconcurreerd worden | beconcurreerd te worden | ||||||||
toekomend | beconcurreerd zullen worden | beconcurreerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | beconcurreerd zijn | beconcurreerd te zijn | ||||||||
toekomend | beconcurreerd zullen zijn | beconcurreerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word beconcurreerd | wordt beconcurreerd | wordt beconcurreerd | wordt beconcurreerd | wordt beconcurreerd | worden beconcurreerd | worden beconcurreerd | worden beconcurreerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd beconcurreerd | werd beconcurreerd | werd beconcurreerd | werdt beconcurreerd | werd beconcurreerd | werden beconcurreerd | werden beconcurreerd | werden beconcurreerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal beconcurreerd worden | zult beconcurreerd worden | zult beconcurreerd worden | zult beconcurreerd worden | zal beconcurreerd worden | zullen beconcurreerd worden | zullen beconcurreerd worden | zullen beconcurreerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou beconcurreerd worden | zou beconcurreerd worden | zou/zoudt beconcurreerd worden | zoudt beconcurreerd worden | zou beconcurreerd worden | zouden beconcurreerd worden | zouden beconcurreerd worden | zouden beconcurreerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben beconcurreerd | bent beconcurreerd | bent/is beconcurreerd | zijt beconcurreerd | is beconcurreerd | zijn beconcurreerd | zijn beconcurreerd | zijn beconcurreerd | |||
verleden (v.v.t.) | was beconcurreerd | was beconcurreerd | was beconcurreerd | waart beconcurreerd | was beconcurreerd | waren beconcurreerd | waren beconcurreerd | waren beconcurreerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal beconcurreerd zijn | zult beconcurreerd zijn | zult beconcurreerd zijn | zult beconcurreerd zijn | zal beconcurreerd zijn | zullen beconcurreerd zijn | zullen beconcurreerd zijn | zullen beconcurreerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou beconcurreerd zijn | zou beconcurreerd zijn | zou/zoudt beconcurreerd zijn | zoudt beconcurreerd zijn | zou beconcurreerd zijn | zouden beconcurreerd zijn | zouden beconcurreerd zijn | zouden beconcurreerd zijn |