beconcurreren
- be·con·cur·re·ren
- Afgeleid van concurreren met het voorvoegsel be-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beconcurreren |
beconcurreerde |
beconcurreerd |
zwak -d | volledig |
beconcurreren
- overgankelijk aan mededinging onderwerpen
- Het Chinese bedrijf begon hen heftig te beconcurreren.
- wederkerig elkaar ~ in concurrentiestrijd verwikkeld zijn
- Zij beconcurreerden elkaar al jaren.
- Het woord beconcurreren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beconcurreren" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be