bankdrukken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van bankdrukken | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bankdrukken | te bankdrukken | ||||||
toekomend | zullen bankdrukken | te zullen bankdrukken | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gebankdrukt | te hebben gebankdrukt | ||||||
toekomend | gebankdrukt zullen hebben | gebankdrukt te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
bankdrukkend | gebankdrukt | ev. bankdruk |
mv. verouderd bankdrukt |
bankdrukke | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | bankdruk | bankdrukt | bankdrukt | bankdrukt | bankdrukt | bankdrukken | bankdrukken | bankdrukken | |
verleden (o.v.t.) | bankdrukte | bankdrukte | bankdrukte | bankdrukte | bankdrukte | bankdrukten | bankdrukten | bankdrukten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal bankdrukken | zult/zal bankdrukken | zult/zal bankdrukken | zult bankdrukken | zal bankdrukken | zullen bankdrukken | zullen bankdrukken | zullen bankdrukken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bankdrukken | zou bankdrukken | zou(dt) bankdrukken | zoudt bankdrukken | zou bankdrukken | zouden bankdrukken | zouden bankdrukken | zouden bankdrukken | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gebankdrukt | hebt gebankdrukt | hebt/heeft gebankdrukt | hebt gebankdrukt | heeft gebankdrukt | hebben gebankdrukt | hebben gebankdrukt | hebben gebankdrukt | |
verleden (v.v.t.) | had gebankdrukt | had gebankdrukt | had gebankdrukt | hadt gebankdrukt | had gebankdrukt | hadden gebankdrukt | hadden gebankdrukt | hadden gebankdrukt | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebankdrukt hebben | zal/zult gebankdrukt hebben | zult/zal gebankdrukt hebben | zult gebankdrukt hebben | zal gebankdrukt hebben | zullen gebankdrukt hebben | zullen gebankdrukt hebben | zullen gebankdrukt hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebankdrukt hebben | zou gebankdrukt hebben | zou/zoudt gebankdrukt hebben | zoudt gebankdrukt hebben | zou gebankdrukt hebben | zouden gebankdrukt hebben | zouden gebankdrukt hebben | zouden gebankdrukt hebben |